Van een andere stoornisclassificatie, ADHD, is ook al enige tijd bekend dat ongeveer twee derde van de kinderen die de classificatie krijgt, na acht jaar niet meer aan de criteria ervoor voldoet. Het is bijzonder, en ook bijzonder erg, dat dit type onderzoeken niet vooraf gegaan zijn aan het uitdelen van ontwikkelingsstoornislabels aan duizenden, nee miljoenen, kinderen wereldwijd.
Voor al deze kinderen geldt dat stevig in hun leven is ingegrepen, met een label waar ze vaak maar moeilijk weer vanaf komen. Dit ingrijpen is gebeurd in complete afwezigheid van bewijs dat de classificaties meer goed dan kwaad zouden doen. We willen graag evidence based werken in de (jeugd)zorg, maar de geboden hulpverlening is gebaseerd op drijfzand. Kinderen groeien niet alleen vaak uit stoornis categorieën, maar inmiddels is ook gebleken dat psychische classificaties verreweg de meeste kinderen op de lange termijn geen voordeel bieden en wel risico’s met zich meebrengen. De risico’s betreffen onder meer een verminderd gevoel van zelfeffectiviteit en leervermogen, negatievere verwachtingen van leerkrachten, uitsluiting, en het ervaren van (zelf) stigma.
Ook voor behandelingen in de geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (GGZ-jeugd) geldt dat bewijs voor gunstige lange termijn effecten ontbreekt terwijl risico’s niet uitgesloten kunnen worden. Er bestaat bij psychische en gedragsproblemen geen evidentie voor de zogenoemde ‘interventie-als-preventie-hypothese’: de wijdverbreide, maar niet door onderzoek gestaafde aanname dat vroege behandeling latere problemen kan voorkomen. In een onderzoek onder 1420 langdurig gevolgde kinderen bleek behandeling in de psychiatrie zelfs het risico op middelenmisbruik te verhogen.