Dyscalculie is een stoornis bij het rekenen. Het woord dyscalculie komt uit het Grieks en Latijn en betekent: slecht kunnen rekenen. Het voorvoegsel ‘dys’ komt uit het Grieks en betekent ‘slecht’. ‘Calculie’ komt uit het Latijn en betekent ‘rekenen’.
We spreken van dyscalculie als er sprake is van rekenachterstand, terwijl er op andere terreinen, bijvoorbeeld op taal/leesgebied, wel het normale vermogen tot leren is, dat wil zeggen de rekenuitval is niet in overeenstemming met de totale intelligentie.
Bij kinderen valt de stoornis op te merken door een zekere achterstand in het rekenen die niet kan worden teruggevonden bij de andere vakken. Men heeft dus een grotere wiskundige achterstand dan voor het intelligentieniveau normaal is.
Dyscalculie is een relatief modern begrip. Vroeger (tot ca. 1990) werden kinderen met deze stoornis al snel als dom of lui aangemerkt. Dit veroorzaakte dan weer bijkomende problemen als depressie, isolatie en faalangst.
De meest voorkomende symptomen zijn:
Leerlingen met dyscalculie hebben baat bij gestructureerd onderwijs, waarbij de opgaven stap-voor-stap worden aangeboden. Er is veel extra oefening en herhaling nodig, omdat deze leerlingen moeite hebben met het automatiseren van het rekenen, zoals de tafels van vermenigvuldiging.
Naast extra oefening is het ook belangrijk aandacht te besteden aan emotionele ondersteuning. De leerling moet weer vertrouwen krijgen in de eigen capaciteiten.
Hulp kan gezocht worden bij het zorgteam van de school of bij een particulier werkende orthopedagoog of remedial teacher.
Leerlingen met dyscalculie kunnen, op grond van artikel 55 van het Eindexamenbesluit, in aanmerking komen voor 30 minuten extra tijd bij de eindexamens.
Een dyscalculieverklaring, afgegeven door de deskundige die de diagnose heeft gesteld, kan het kind helpen om een aantal extra voorzieningen te krijgen. De school bepaalt zelf welke voorzieningen bij toetsen en schoolexamens zijn toegestaan.