Het syndroom van Asperger, ook bekend als Aspergersyndroom of stoornis van Asperger, is genoemd naar de Weense kinderarts Hans Asperger. Het syndroom kenmerkt zich door beperkingen in de sociale interacties en een beperkt repertoire aan interesses en activiteiten. Anders dan bij de klassieke autistische stoornis is er geen sprake van vertraging in de ontwikkeling van de taalvaardigheid op lage leeftijd. Er is een normale tot hoge intelligentie en een gemiddelde neiging tot het maken van contact. Het is vrijwel zeker dat het syndroom te maken heeft met een aangeboren, erfelijk bepaalde afwijkende werking van de hersenen. Naast de problemen in de sociale omgang kunnen er aanzienlijke talenten zijn op andere gebieden.
Het syndroom van Asperger wordt gerekend tot de autismespectrumstoortnissen (ASS). Net als bij de andere stoornissen uit dit spectrum is er sprake van
Het syndroom van Asperger wordt om deze redenen vaak tot het mildere eind van het autismespectrum gerekend. Vaak worden mensen met het syndroom van Asperger beschouwd als individuen die excentriek, wereldvreemd of einzelgänger zijn.
Het stellen van een eenduidige diagnose wordt bemoeilijkt door de grote verschillen in de symptomen per diagnose en door de verschillen in methoden en instrumenten om het syndroom van Asperger vast te stellen. Naast de Amerikaanse diagnosecriteria uit DSM-IV en DSM-V zijn er ook de criteria van de Wereldgezondheidsorganisatie (ICD-10), de Szatmari diagnostische criteria, de criteria van Gillberg en de criteria die Tony Attwood hanteert.
De goede intelligentie kan gebruikt worden om bepaalde omgangsregels aan te leren. Medicatie kan nodig zijn om angst en woede te temperen. In het onderwijs kan een mentor zorgen voor de emotionele ondersteuning en begeleiding in het schoolleven.
Bronnen en boeken
Een wondere wereld, autisme als leven vanuit jezelf