Verbod 1
Gij zult Uw kind niet afwijzen door te zeggen: van jou kan niemand houden.
Verbod 2
Gij zult Uw kind niet neerhalen door te zeggen: wat ben jij toch stom!
Verbod 3
Gij zult Uw kind niet tot perfectionisme drijven door te zeggen: hoe komt het nou dat je slechts tweede werd?
Verbod 4
Gij zult Uw kind niet verdoemen door te zeggen: het wordt nooit wat met jou!
Verbod 5
Gij zult Uw kind niet negatief vergelijken door te zeggen: waarom lijk je niet wat meer op je broer?
Verbod 6
Gij zult Uw kind niet tot zondebok maken door te zeggen: het is jouw schuld dat wij gaan scheiden.
Verbod 7
Gij zult Uw kind niet beschamen door te zeggen: kijk eens hoe kinderachtig Jantje doet.
Verbod 8
Gij zult Uw kind niet uitschelden met: hufter, trut, zak, hoer!
Verbod 9
Gij zult Uw kind niet fysiek bedreigen, zoals in: ik sla je nog eens tot moes!
Verbod 10
Gij zult Uw kind niet emotioneel chanteren (op zijn schuldgevoelens werken) door te zeggen: hoe kun je dat nou doen, na alles wat ik voor jou gedaan heb?
(o.c. via Wie zal de opvoeders opvoeden? pp. 895-896)