Ineke is een meisje van 9 jaar als ze in dagbehandeling komt. Ze heeft twee diagnoses ADHD en DCD. De laatste diagnose is minder bekend dan de eerste en geeft aan dat Ineke problemen heeft in de ontwikkeling en coördinatie van bewegingen (DCD staat voor Developmental Coördination Disorder). Door haar ADHD-problematiek heeft ze problemen op school, ze is te druk en kan zich te weinig concentreren om in het reguliere onderwijs te kunnen blijven. Door haar DCD-problematiek heeft ze moeite met de aansluiting bij leeftijdgenootjes. Bij balspelletjes, hinkelen, tikken, noem alle verdere spelletjes maar op die beweging vragen, valt ze steeds uit de boot. Naast deze problemen op school en in de vrije tijd komen er ook nog problemen in de thuissituatie bij, waarmee de drie opvoedingsmilieus gezin, school en vrije tijd compleet zijn. Thuis is Ineke zeer uitdagend naar haar ouders, ze accepteert niets van hen, ze scheldt en bijt te pas en te onpas van zich af en maakt haar ouders zo wanhopig dat uithuisplaatsing overwogen wordt. Vanwege een lange wachtlijst wordt voor dagbehandeling gekozen als een tussenstation, een doekje voor het bloeden. En wat blijkt? In de dagbehandeling laat Ineke zich ineens zien als een redelijk normaal meisje. Ze luistert goed naar de groepsleiding, neemt initiatief naar andere kinderen, oefent met bewegingsspelletjes en op de aan de dagbehandeling verbonden school voor speciaal onderwijs blijkt haar ADHD-problemen alleszins hanteerbaar. De ouders voelen zich een beetje voor gek staan. Hebben ze de problemen rond hun dochter Ineke nou zo overdreven dat het lijkt alsof er niets aan de hand is?
Dit laatste blijkt bij nader inzien niet het geval. Er is met Ineke wel degelijk iets aan de hand dat de zorgen van de ouders rechtvaardigt. Alleen blijkt zij in de hulpverleningssituatie andere middelen te krijgen aangereikt die het mogelijk maken dat zij niet hoeft te reageren als een kat die in het nauw wordt gebracht. Ineke heeft nog regelmatig last van poepbroeken en wordt hiervoor thuis door de ouders stelselmatig naar de WC gestuurd. Op de vraag van de groepsleiding of ze ook door hen naar de WC wil worden gestuurd, antwoordt Ineke dat ze dat niet wil en zelf naar de WC wil gaan, maar daarbij wel geholpen wil worden. Er wordt een lijstje gemaakt, waarop Ineke zelf aangeeft wanneer ze naar de WC is geweest. In plaats van naar de WC te worden gestuurd, kan Ineke worden gevraagd hoe het met haar lijstje staat. Bij navraag thuis blijkt Lieke nog zeer weinig zelfstandig te doen en regelen de ouders bijna alles voor haar. Ze leggen haar kleren klaar, wekken haar ’s ochtends, verzorgen haar ontbijt, etc. Dit alles uit goed bedoelde zorg, die bij nader inzien overbezorgdheid en overbescherming blijken te zijn waartegen zich hun dochter met alle macht afzet. De recalcitrantie thuis kan dus worden uitgelegd als een protest tegen deze afhankelijkheid en een schreeuw om zelfstandigheid. Ook op andere gebieden vergroot Ineke haar zelfstandigheid en zelfvertrouwen. Zo leert ze in de groep te tennissen en kan daardoor voor het eerst in haar leven naar een gewone tennisclub. De ouders krijgen meer oog voor de mogelijkheden van hun dochter en zijn blij zelf een stapje terug te kunnen doen. Hun wat al te lang en tegen haar zin in lang gekoesterde vogeltje, vliegt het nest uit.
In deze casus zien we dat vanuit de beste bedoelingen in de opvoeding een vicieuze cirkel kan ontstaan die ouder en kind verstrikt en verstikt. Een nieuwe omgeving kan deze cirkel doorbreken en nieuwe perspectieven bieden.
-------------------
Publicaties van Peter van der Doef