Martijn is een jongen van 9 jaar met een stoornis in het autisme spectrum. Wie zou menen met een zielig, teruggetrokken en verlegen jongetje te maken te hebben, wordt snel uit de droom geholpen door het vrolijke, onbekommerde en overbeweeglijke gedrag dat Martijn laat zien. Hij houdt zelfs zo weinig afstand tot andere kinderen, dat deze dat als knap hinderlijk ervaren. Martijn praat niet alleen met zijn mond, maar ook met zijn handen en voeten. Hij raakt kinderen te pas en te onpas aan en weet zich geen raad als andere kinderen dat ook bij hem gaan doen. Met veel moeite heeft hij geleerd om zijn handen thuis te houden en is hevig verontwaardigd als andere kinderen wel handtastelijk blijken. Het ontgaat hem dan dat hij ondanks zijn goede voornemens daartoe zelf de aanleiding vormt. Met het kerstfeest is hij ontroostbaar als een ander groepsgenootje een mooi door hem gemaakt engeltje voor in de kerstboom uit woede over zijn lomp gedrag voor zijn ogen verscheurt. Tja, sorry zeggen is dan het minste wat kan worden gedaan, het is duidelijk dat er meer moet gebeuren om Martijn genoegdoening te geven. Het kapot maken van het engeltje van Martijn komt niet zomaar uit de lucht gevallen, maar heeft te maken met een poging tot samenspelen die mislukt doordat Martijn zijn groepsgenootje ongewild en ongeweten heeft gekwetst. Besloten wordt dat het groepsgenootje voor Martijn iets leuks zal bedenken, wat ze samen kunnen doen. Hiermee worden twee vliegen in één klap geslagen. Martijn krijgt iets leuks aangeboden en hoeft daarvoor niet alles uit de kast te trekken, die wat sociale vaardigheden betreft toch al weinig gevuld is. Het groepsgenootje ziet dat grenzen aan zijn gedrag worden gesteld in de vorm van constructief gedrag, niet als een zinloze straf, waardoor negatieve gevoelens tegen Martijn alleen maar versterkt zouden worden. Door deze afspraak lukt het beide kinderen om samen een leuke activiteit te bedenken en als er één schaap over de dam is, volgen er meer zoals het spreekwoord zegt. Beide kinderen ontdekken verrassend leuk met elkaar te kunnen spelen en ze spreken hierna nog vaak met elkaar af. Martijn heeft er een vriendje bij gekregen en zijn groepsgenootje ervaart dat Martijn leukere kanten heeft dan alleen het storende gedrag van voorheen.
In deze casus zien we dat we in het sociale verkeer altijd achter het gedrag moeten kijken dat kinderen laten zien en waaraan ze zich ergeren, dat kwetsend is voor hen en waarop ze worden beoordeeld. Het dominante gedrag van Martijn geeft veel irritaties, maar is niet bedoeld om de ander te overheersen. Vanuit deze interpretatie is het mogelijk om voorstellen te doen om juist die kinderen te laten samenspelen, die conflicten hebben met elkaar. Haat en liefde zijn twee kanten van eenzelfde medaille, c.q. betrokkenheid op elkaar die uit de hand kan lopen. Dit laatste kan worden voorkomen door de aanwezigheid van volwassenen. Volwassenen kunnen voorkomen dat interacties tussen kinderen uit de hand lopen, dat de vlam in de pan slaat. Volwassenen kunnen ook stimuleren dat kinderen ander gedrag ontwikkelen dan ze gewoonlijk laten zien. Gedrag dat herstel bevordert van het gewone leven, het doel bij uitstek van hulpverlening.
-------------------
Publicaties van Peter van der Doef